“W&T kan helpen om basisschoolleerlingen op te leiden tot kritische en onderzoekende mensen”
Daniël Wigboldus is Voorzitter van het College van Bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen. Eveneens is hij Hoogleraar Sociale en Cultuurpsychologie. Daniël nam op uitnodiging enthousiast deel op 5 april aan de provinciale sessie over Wetenschap & Techniek (W&T) in het basisonderwijs, georganiseerd door KWTO en KWTG. Zijn inhoudelijke bijdrage aan deze sessie vormde genoeg stof voor dit verdiepende interview. Daniël: “Het héle scala van onderwijs, van po tot en met wo, is wezenlijk om bij leerlingen en studenten een kritische en onderzoekende houding te stimuleren.”
Het basis- en universitair onderwijs zijn ten opzichte van elkaar maximaal verschillend. Toch maakte je tijd vrij voor de provinciale sessie over W&T in het basisonderwijs. Waarom?
“Het overdragen van kennis is cruciaal voor onze ontwikkeling, cultuur en vooral voor het samen beter en mooier maken van de wereld. Alle vormen van onderwijs zijn daarin essentieel, van basis- tot universitair onderwijs. Alleen met onderwijs kunnen we de toekomst positief helpen vormen. Ik ben mij ervan bewust dat het universitair onderwijs, mijn werkveld, slechts één facet is in een veel bredere schakering van onderwijs en dat begint allemaal op de basisschool of zelfs al daarvoor. Daarom nam ik graag deel aan deze sessie over W&T. Het belang van basisonderwijs kan niet onderschat worden. In rap tempo, en in relatief korte tijd, ontwikkelen kinderbreinen zich. Dus moeten we heel goed nadenken over wat we hen in die periode in het basisonderwijs meegeven. En wat we in die tijd goed doen heeft ook invloed op het vervolgonderwijs, van vo, mbo en hbo tot en met wetenschappelijk onderwijs.”
Hoe kijk je tegen de visievorming voor W&T in de provincie Gelderland aan?
“Wat ik heel goed en stimulerend vond van de provinciale sessie over W&T, was dat echt álle betrokken partijen waren uitgenodigd. Uiteraard vanuit het basisonderwijs maar ook vanuit het vervolgonderwijs. Het mooie vond ik dat de breedte werd gezocht. Eveneens ontmoette ik mensen vanuit het bedrijfsleven die afhankelijk zijn van toekomstige medewerkers met een achtergrond in W&T. Zoals een ondernemer die in de toekomst loodgieters nodig heeft. Hun reflectie op de discussie vond ik eveneens heel waardevol. Deze sessie vond dus niet plaats in een bubbel, maar ook met alle partijen daarbuiten. Met als kernvragen: waar is vanuit W&T in het basisonderwijs behoefte aan en welke kant gaat het op? Al die verschillende zienswijzen hebben we ook echt nodig om tot een goede provinciale visie op W&T te komen.”
Je gaf in de sessie aan dat de invloed van ons onderwijs op kinderen zeer groot is. Waarom?
“We staan voor enorme uitdagingen, zoals de klimaatverandering, de energietransitie en de almaar groeiende wereldbevolking. Die toekomst helpen we nu voor een deel vormgeven met technologie. Maar ook de generaties die na ons komen spelen hier een rol in. Die generaties leiden we nu op en het is extreem belangrijk dat we die generaties met goed onderwijs voorbereiden op de toekomst en al haar uitdagingen. Een toekomst die zij mede vorm gaan geven. Daarom is onderwijs zo belangrijk: het kan ons helpen de toekomst op een positieve manier te veranderen en dat begint bij jonge leerlingen.”
Wat vind je wezenlijke elementen voor de inhoud van het (basis)onderwijs en hoe kan W&T hierop inspelen?
“Ik ben geen expert geen expert op het gebied van basisonderwijs. Maar in het héle scala van onderwijs, van po tot en met wo, is het wezenlijk dat we bij leerlingen en studenten een kritische en onderzoekende houding stimuleren. Neem bijvoorbeeld alle informatie die op mensen afkomt: wat is waar en niet? We moeten jonge mensen leren zich op een goede en kritische manier tot al die informatie te kunnen verhouden. Een onderzoekende houding ís in het onderwijs al belangrijk en zal alleen maar aan belang winnen. W&T kan aan die ontwikkeling een positieve en belangrijke bijdrage leveren. W&T kan helpen om jonge mensen via onderwijs op te leiden tot kritische mensen. Niet alleen kritisch op wat op hen afkomt, maar ook kritisch op hun eigen handelen.”
Welke prikkels en welk type vaardigheden wil jij dat het primair onderwijs zou meegeven?
“Ik pleit voor een wetenschappelijke houding voor iedereen zonder dat iedereen daadwerkelijk wetenschapper hoeft te worden. W&T is een prima manier om die houding in het po te leren ontwikkelen. Ik gun alle kinderen om hiermee in aanraking te komen en die vaardigheden te kunnen ontwikkelen. Dat betekent: ontdekken, fouten maken en vervolgens van je fouten te leren. W&T heeft alles in zich voor leerlingen om al die fases te doorlopen. Kinderen zijn heel goed in staat om zelf een hypothese op te stellen omtrent hoe de wereld in elkaar steekt, daar onderzoek naar te verrichten, om vervolgens te kunnen concluderen dat het toch anders werkt. Daar leren kinderen van, om daarmee weer tot een nieuwe hypothese te komen. Kinderen doorlopen dit proces bijna als van nature. Je doet iets onhandigs, valt op je neus, leert, en loopt weer verder. Al in het basisonderwijs is het belangrijk daarop aan te sluiten en die manier van tegelijkertijd kritisch én logisch denken verder aan te wakkeren. En ook: leren samenwerken, want er is bijna geen maatschappelijke of technologische uitdaging waarvoor we staan die je in je eentje kunt oplossen. Dus leren samenwerken is ook een belangrijke vaardigheid.”
Welke vooroordelen/stereotypen zijn van belang om rekening mee te houden wanneer iemand met W&T in het basisonderwijs aan de slag gaat? Of neem vooroordelen bij keuzes voor techniek/technologie?
“Zodra een kind maar éven voelt dat het iets niet zou kunnen door de inbreng van bijvoorbeeld een volwassene, dan is dat direct een negatieve bevestiging: ‘zie je wel, ik kan het niet.’ Daarmee gaan we kinderen op grond van een stereotype of vooroordeel al in een heel vroegtijdig stadium verliezen voor W&T. Echter, geef je een kind de boodschap mee dat het iets best wel zou moeten kunnen, dan zie je dat kind een stap extra zetten om dit inderdaad te leren beheersen. Misschien zijn dit kleine verschillen aan het begin in het basisonderwijs, maar helaas wel met de potentie om tot een steeds grotere verwijdering uit te groeien. Neem de vooraanname dat meisjes slechter zouden zijn in techniek. Die vooroordelen kunnen enorm zelfbevestigend worden. Wetenschappelijk is bewezen dat de verschillen bínnen de groepen veel groter zijn dan verschillen tússen de groepen. Zelfs áls jongens en meisjes zouden verschillen in bepaalde technische vaardigheden, dan vind je dat de verschillen tussen de jongens onderling én de meisjes onderling nog steeds groter zijn dan tussen de groepen jongens en meisjes. De conclusie hieruit? Vooroordelen en stereotypen kunnen vanuit leraren en ouders bij kinderen niet te onderschatten verwachtingen wekken.”
Wat kunnen we doen om die vooroordelen en stereotypen te cancellen?
“Mijn advies? Benader leerlingen niet als groep, maar elke leerling separaat en dan ook zo neutraal mogelijk. Want alle kinderen zijn anders, ook in hun relatie tot W&T. Kijk per kind naar de specifieke vaardigheden, mogelijkheden en de intelligentie van het kind in kwestie. Alleen daarmee kun je actief je best doen om die vooroordelen tegen te gaan. Hiermee voorkom je dat je vooroordelen over groepen op een individueel kind projecteert.”
Radboud Universiteit is via het Wetenschapsknooppunt betrokken bij W&T in het basisonderwijs. Hoe kijk je naar de rol van het Wetenschapsknooppunt?
“Het Wetenschapsknooppunt richt zich voor een deel op de leerkrachten van de basisschool. Zij krijgen vanuit de universiteit tools en voorbeelden aangereikt om gemotiveerd wetenschappelijk onderwijs in de klas te brengen. Dat mes snijdt positief aan meerdere kanten. Ten eerste: onze wetenschappers worden gedwongen om hun kennis in een soort programma te gieten en na te denken hoe dit hanteerbaar te maken voor leerkrachten en hun leerlingen in het basisonderwijs. Want wetenschap werkt alleen als je iets, hoe complex het ook is, ook op het meest basale niveau kunt uitleggen. Ten tweede: het is heel motiverend voor leraren én leerlingen om met uitdagingen vanuit een wetenschappelijk perspectief in de klas aan de gang te gaan. Zoals ik al eerder zei, sluit dit goed aan bij het belang om kritisch denken bij jonge kinderen aan te leren.”
Zie je, naast het Wetenschapsknooppunt, nog een andere rol voor RU in relatie tot W&T in het basisonderwijs?
“Het Wetenschapsknooppunt kan een belangrijke rol spelen in het helpen aanleren van een wetenschappelijke houding in het basisonderwijs. Maar, dat zou geen exclusieve rol moeten zijn. Onlangs startte de eerste feestweek in het 100-jarig bestaan van Radboud Universiteit met onder andere Radboud Kids. Tijdens het wetenschapsfestival Radboud Kids brachten basisschoolleerlingen van verschillende scholen uit Nijmegen een bezoek aan stadseiland Veur-Lent. Onderzoekers van de Radboud Universiteit namen de leerlingen mee in de wereld van hun (aan ’t Eiland gerelateerde) onderzoek via leuke en leerzame activiteiten. Zo kwamen zij op een interactieve en laagdrempelige manier in aanraking met het diverse onderzoek van de verschillende faculteiten. Onze wetenschappers gaven les aan po-leerlingen en de ervaringen aan beide zijden waren fantastisch. Een ander voorbeeld: het Max Planck Instituut in Nijmegen doet onderzoek naar taal. Daar zag ik onlangs op de open dag veel ouders met jonge kinderen waarbij de onderzoekers zich daadwerkelijk richtten op de kinderen. Allerlei wetenschappelijke aspecten van taal brachten zij op een begrijpelijke wijze over op de kinderen. Fascinerend om te zien. Kortom, als kennisinstellingen kunnen wij, naast het gestructureerde Wetenschapsknooppunt, ook als open instelling het jonge publiek op een enthousiasmerende manier benaderen en betrekken. Mét elkaar kunnen we van po tot en met wo samen optrekken in het onderwijshuis, met W&T als rode draad.”